Vegaverwarring

Onderstaande column schreef ik voor vegatopia.nl. Het werd vandaag, (dierendag! Ironisch of juist verbroederend?) op de site gepubliceerd.


Ik heb een gemengd huwelijk, in culinaire zin dan. Mijn vegaman eet vlees noch vis. Geen enkel dier komt zijn mond in. Hij rilt bij wijze van spreken al bij de woorden spekboontjes en vleestomaat. Toen ik een keer eieren met spek aan het bakken was, kwam hij met een verontrust gezicht de keuken in met de mededeling ‘Het ruikt hier naar dood beest.’ Kortom, een echte vegetariër.

Ik daarentegen compenseer de carbon footprint van ons huishouden ruimschoots met mijn inname aan beest. Ik hou ontzettend veel van beest op mijn bord. Nu schrijf ik dit voor een website waar de doelgroep er toch vaak anders over zal denken, maar echt: vlees is zo lekker!  Als ik langs een wei vol dartelende lammetjes fiets denk ik eerst: ‘Ach, wat schattig!’ en meteen daarna: ‘Mmm, karbonaadjes!’. Kortom, een echte carnivoor.

Nu ben ik thuis degene die het meest kookt. Uit praktische en maatschappelijke overwegingen (ik ben de kwaadste niet) is dat dus bijna altijd iets vegetarisch. Vlees en vis is er ook nog wel eens, maar nooit in de hoofdrol. En dat gaat prima, in tegenstelling ot wat veel niet-vegetarisch kokenden vaak denken. Mijn Bourgondische tantes vragen me soms oprecht bezorgd: ‘Maar wat eet je dàn, als je geen vlees eet?’ Ik kan ze gerust stellen: met name de Mediterrane en Aziatische keukens bieden volop smakelijke en eenvoudige vega-opties. Maar de Hollandse pot, waar ik bij ouderwets snertweer intens naar kan verlangen, vraagt toch echt om een sudderlap die bijna uit elkaar valt. Gehaktballen in sloten jus, erwtensoep met worst en spek, dat werk.

Dit betekent dat ik al jaren op zoek ben naar de perfecte vegaburger, vegabal en vegawhatever. En dat valt niet mee. De treurig-melige sojaballetjes uit de supermarkt blijven toch een zwaktebod voor een echte lekkerbek. Om van die neppe cordon bleu’s  met zo’n ondefinieerbaar rood streepje erin maar te zwijgen. Nog liever laat ik het vleesgedeelte dan helemaal weg.

Vorig jaar op Kunsthal Kookt! leek zich een oplossing voor mijn vegazoektocht aan te dienen in de vorm van de Vegetarische Slager. Hij bood me een yakitori-spiesje aan van lekker nepvlees. Een poos later surfde ik naar zijn website en bestelde een diepvrieslade vol neppers. Zijn braadlapjes, gehaktballen en spekjes zouden ons culinair gespleten huwelijk voor altijd samen kunnen brengen. Dacht ik.

De braadlapjes gingen in de pan, en ontwikkelden al bakkend een prachtig korstje dat deed denken aan vlees. Wel de smaak, niet het beest. Een win-win situatie! Maar nee. Vegoman was niet tevree. Smaak en textuur denken denken aan shii-takes, en daar hield hij niet van. Bovendien zag het er heel erg uit als vlees, en dat klopte niet. De gehaktballen dan? Dat waren een soort dikke sjoelschijven dus enige gelijkenis met echte ballen was uitgeloten. Ja, vegoman was een fan van de ballen, lekker! Jammer dat ik nu minder blij was. Ik proefde vooral veel Plant en weinig Vlees. En zo ging dat verder, ook over de spekblokjes konden we het maar niet eens worden (hij blij, ik bluh). We verkeerden in een staat van vegaverwarring, een culinaire impasse.

Maar goed, die vriezer moest leeg dus gooide ik nog maar eens een vegoslager product in de pan. Het Brabants stoofpotje was het. Je moet er zelf nog wel het een en ander aan toevoegen (uitjes, specerijen, wijn etc), maar dan! Textuur goed, geur heerlijk, smaak in orde, sudderjus als bonus. Zowel vegoman als carnivrouw aten met smaak.

De kloof was overbrugd, de impasse doorbroken. En aten we nog lang en gelukkig.