Kreeft

Het kreeftenseizoen is weer begonnen. Dat deed me terugdenken aan de kreefteneetpartijen die we op ons Amerikaanse eilandje hadden. Heeft het eten van kreeft in Nederland een luxe en decadent imago (denk wit tafellinnen en dure wijnen), in de VS doen ze er niet zo moeilijk over. Hop, slabbetje om en kraken die handel!

De kreeften vingen we, in tegenstelling tot de clams, niet zelf. Ze werden door de viswinkel op het vasteland op de veerboot naar het eiland gezet. Vroeger zat er zoveel kreeft in de baai dat je ze met blote handen uit het water kon plukken, gaat het verhaal. Die overvloed is helaas voorbij, maar er wordt in de staat Rhode Island nog steeds veel kreeft gevangen en gegeten.

We stoomden de kreeften in een laagje zeewater dat we uit de baai haden geschept. De kreeften gingen head first in de pan, en gaven geen kik. Dat gillen is volgens onze gastvrouw een fabeltje. In haar lange kreefteneetgeschiedenis had ze nog nooit een kreeft horen piepen of gillen. Misschien zei ze het om me gerust te stellen, dat kan ook.

De kreeft werd van kop tot teen opgepeuzeld (behalve de schaal dan uiteraard). Ook de smallere achterpootjes werden leeggeslurpt. Oude kleren, of een grote slab, zijn daarbij geen overbodige luxe. Net als bij de clams wordt de kreeft in gesmolten boter gedoopt. Dat deed ik met mate, het vlees had het eigenlijk niet nodig en al die boter ligt nogal zwaar op de maag.

Als side dish is er maïs. Met – je raadt het al – gesmolten boter.  De maïs is anders dan zoals wij hem kennen: hier heeft hij korte, knapperige korrels, die veel zoeter smaken.

Die maïs, een hapje kreeft, meer heeft een mens hier niet nodig. Al zijn de kreeften uit Maine volgens onze gastvrouw nóg lekkerder. Ik kan het me nauwelijks voorstellen.